maandag 3 november 2014

Een heitje voor een taalkarweitje




Mijn vader schreef ooit een boze brief naar het NRC Handelsblad omdat een van hun reporters 'de misdaad teelt wierig' had geschreven, in plaats van 'de misdaad tiert welig'. Hij was zelf ooit corrector geweest bij deze kwaliteitscourant en constateerde dat het met de spel- en stelfouten de 'spuitgaten uitliep' (sarcastisch refererend aan een fout die eerder in de krant had gestaan). Mijn ouders konden zich allebei enorm druk maken over taalfouten, en als kind maakte die talige gestrengheid op mij een diepe indruk. Wanneer iemand op de televisie 'respectievelijke' zei, terwijl het 'respectieve' moest zijn, werd daarover geruime tijd verontwaardigd gesproken. Gelachen om taalfouten werd er ook. Bijvoorbeeld om die tante die haar hele leven lang dacht dat je ophaalbrug uitsprak als 'ofaalbrug'. Of om de buren, die alles 'faksinerend' vonden.

Wat ik thuis niet leerde, was dat je jezelf niet geliefd maakt door anderen op hun taalfouten te wijzen. Daardoor kon het gebeuren dat ik als negenjarige door de moeder van een vriendje uit huis werd gezet, omdat ze niet kon verdragen dat ik haar voortdurend verbeterde, schoolfrik die ik (toen al) was. Ik vond dat erg ondankbaar: ik werd namelijk ook ingeschakeld om brieven van de gemeente en rekeningen van nutsbedrijven aan haar voor te lezen, want ze was praktisch analfabeet.

Jaren later – ik kwam allang niet meer bij mijn jeugdvriend over de vloer – stond die moeder ineens voor onze deur, met een stapel dichtbundels die ze uit de bibliotheek had gehaald. Ze drukte me die schielijk in mijn handen, alsof het om pornografische geschriften ging, en smeekte me letterlijk om de verplichte gedicht-analyse voor haar zoon te maken, die in dezelfde eindexamenklas zat als ik, want 'Dickie ken dat gewoon niet.' Nu had ik al moeite genoeg met mijn eigen poëzie-ontleding, dus bedankte ik feestelijk voor deze ondankbare opdracht. Maar Dickies moeder liet zich gewoonweg niet afschepen. Ze gooide mijn honorarium, een biljet van vijfentwintig gulden, op de mat en ging ervandoor onder het herhaaldelijk uitroepen van 'Bedankt!' 

Enfin, ik zette mij aan een slordige diepteanalyse van Luceberts 'Alles van waarde is weerloos' en wist een zesje voor Dickie binnen te slepen (zelf haalde ik geloof ik ook maar een een zeven min met Slauerhoff). Naderhand kwam hij zich bij mij beklagen over dit magere resultaat, want zijn moeder had voor vijfentwintig gulden toch wel iets meer verwacht. Bovendien had onze leraar Nederlands de ghostwriting doorzien, ondanks mijn pogingen er een authentiek Dickieaanse toets aan te geven met wat opzettelijke taalfoutjes zoals 'langer als' in plaats van 'langer dan'. Gelukkig had dit voor zijn cijfer geen gevolgen, want bewijzen kon die leraar natuurlijk niks. Naar ik hoop slaat Dickie zich ook zonder poëticaal inzicht door het leven. Soortgelijke opdrachten neem ik begrijpelijkerwijs niet meer aan.

1 opmerking: